Hoge Raad: geen transitievergoeding bij AOW
Een werknemer was sinds 1995 in dienst van een ziekenhuis in Utrecht. In 2016 gaat de werknemer op de leeftijd van 65 jaar en zes maanden met ‘pensioen’ en eindigt het dienstverband. De wet zegt dat er dan geen transitievergoeding aan de werknemer hoeft te worden betaald. De werknemer was het hier niet mee eens. Hij was van mening dat de vergoeding een compensatie is voor ontslag en het niet betalen hiervan aan AOW-gerechtigden (verboden) leeftijdsdiscriminatie oplevert.
De kantonrechter twijfelt en stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft deze vragen beantwoord op 20 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:651).
De Hoge Raad stelt dat de wettelijk bepaling die stelt dat geen recht op een transitievergoeding bestaat als een werknemer wordt ontslagen in verband met of na het bereiken van de AOW-leeftijd directe leeftijdsdiscriminatie oplevert. De vraag vervolgens is of discriminatie objectief gerechtvaardigd is. Anders gezegd, is er een goed reden voor het onderscheid.
De Hoge Raad kijkt eerst naar het doel van de wet. Met de regeling van de transitievergoeding heeft de wetgever het ontslagrecht eenvoudiger, sneller en voor werkgevers minder kostbaar willen maken en het stelsel meer willen richten op het vinden van een nieuwe baan. De transitievergoeding is volgens de wetgever bedoeld voor werknemers die zijn aangewezen op het verrichten van arbeid om in hun levensonderhoud te voorzien. De transitievergoeding compenseert dus volgens de Hoge Raad (in zekere mate) het wegvallen van het voor zijn levensonderhoud benodigde inkomen uit arbeid.
Mede tegen de achtergrond van het algemene doel van de Wwz het ontslag voor werkgevers minder kostbaar te maken, is het uitsluiten van AOW-gerechtigden legitiem volgens de Hoge Raad.
De Hoge Raad vindt de uitsluiting ook passend en noodzakelijk. AOW-gerechtigden kunnen in het algemeen aanspraak kan maken op een AOW-uitkering, die in voorkomend geval wordt aangevuld met een in dienstverband opgebouwde pensioenuitkering. Dat sommige werknemers geen volledige AOW-uitkering hebben opgebouwd, maakt niet dat op de legitieme belangen van deze werknemers op excessieve wijze inbreuk wordt gemaakt, nu zij, onder voorwaarden, een beroep kunnen doen op de vangnetvoorziening van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (zie art. 47a Participatiewet).
Voor een individuele toetsing van concrete gevallen door de werkgever, of een rechter is geen aanleiding. De wetgever heeft beoogd met de invoering van de Wwz het ontslagrecht eenvoudiger, sneller en minder kostbaar te maken. Met deze doelstelling en met het abstracte en gestandaardiseerde karakter van de regeling van de transitievergoeding verdraagt zich niet dat individueel getoetst wordt.
Geen verboden onderscheid dus, alles blijft bij het oude
mr. Marcel (M.) Kokx
mr. Laurys (L.J.H.) Stein
mr. Daniëlle (D.M.L.) Heberle
mr. Ellen (E.H.T.) Kleeven