Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies om u beter van dienst te kunnen zijn. Graag willen wij uw toestemming voor onze marketing cookies waarmee wij u betere en persoonlijkere aanbiedingen kunnen doen op partnersites. Gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies?

 

De geldigheid van een exoneratiebeding: niet alle ‘kleine lettertjes’ zijn rechtsgeldig

exoneratiebeding

Veel overeenkomsten bevatten een exoneratiebeding. Een wat? Een exoneratiebeding. Dat is een bepaling in een overeenkomst of algemene voorwaarden waarin de (wettelijke) aansprakelijkheid van een partij (gedeeltelijk) wordt uitgesloten. In de praktijk betekent dat, dat de partij die schade heeft veroorzaakt, geen (of niet alle) schade hoeft te vergoeden aan de benadeelde partij. De schadevergoedingsplicht van de schadeveroorzaker wordt dus contractueel beperkt en dat is natuurlijk niet altijd gewenst.

Verschillende vormen

Zo’n beding kan verschillende vormen aannemen. Je komt bedingen tegen die de schadevergoedingsplicht geheel uitsluiten, of bijvoorbeeld beperken tot maximaal de hoogte van de bedongen tegenprestatie. Ook kan men bepaalde schadesoorten (bijvoorbeeld zaakschade of letselschade) uitsluiten.

Waarom een exoneratiebeding?

Exoneratiebedingen vervullen een belangrijke maatschappelijke rol: er wordt vooraf duidelijkheid en rechtszekerheid gecreëerd over de aansprakelijkheidsvraag. Dit vergemakkelijkt het sluiten van contracten in het bedrijfsleven. Exoneratiebedingen kunnen echter een wat dubieus karakter krijgen, wanneer zij zonder goede redenen worden overeengekomen en wanneer het enige doel is om iedere vorm van aansprakelijkheid te ontlopen. Zeker als het beding dan ook nog eens is “verstopt” in de algemene voorwaarden van de overeenkomst (de “kleine lettertjes”). Het zal je niet verbazen dat niet in alle gevallen waarin in een overeenkomst een exoneratiebeding is opgenomen hierop een geslaagd beroep kan worden gedaan.

Een praktijkvoorbeeld waarbij de ‘kleine lettertjes’ geen stand hielden

Een goed voorbeeld waarbij het mis ging, is een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2021 waarin het ging om een aannemer die een PVC-vloer had gelegd bij een consument. Die vloer was op sommige plekken bol gaan staan. Uiteindelijk bleek de onderliggende zandcementdekvloer ongeschikt te zijn geweest: de PVC-vloer had daar niet op gelegd mogen worden. De consument verweet de aannemer dat hij hiervoor niet gewaarschuwd had. De rechter volgde dit standpunt. Vervolgens ging de discussie tussen partijen om de hoogte van de schade. De aannemer deed een beroep op het contractuele exoneratiebeding waarin was bepaald dat de hoogte van de schadevergoeding was beperkt tot het factuurbedrag (in casu € 3.055,02).

Consumentenbeschermingsgedachte

De kantonrechter oordeelde in deze zaak dat het beding vernietigbaar was omdat het op de zogenaamde “grijze lijst” stond (artikel 6:237 onder f en artikel 6:233 sub a BW). Dit is een door de wetgever opgestelde lijst van bedingen waarvan, als ze aan consumenten worden tegengeworpen, vermoed wordt dat ze onredelijk bezwarend zijn. Aan deze lijst ligt een consumentenbeschermingsgedachte ten grondslag. Als een consument een beroep doet op deze lijst, is vervolgens de gebruiker van het beding (in casu de aannemer) aan zet om aan te tonen dat het beding in dit specifieke geval niet onredelijk bezwarend is. Slaagt hij daar niet in, dan kan de consument het beding succesvol vernietigen (en blijft het beding buiten toepassing). De kantonrechter in deze zaak overwoog dat de aannemer er niet in was geslaagd om het vermoeden te ontkrachten waardoor het beding van de baan was. De consument kreeg vervolgens - dus in weerwil van het betreffende exoneratiebeding - een schadebedrag van € 8.056,81 toegewezen.

Voorkom schijnzekerheid met een exoneratiebeding

Indien je zaken doet met consumenten, biedt een exoneratiebeding dus niet altijd een garantie op succes.

Een beroep op een exoneratiebeding kan ook om andere redenen niet slagen. Soms is het beding niet geldig omdat het in strijd is met de goede zeden of de openbare orde (artikel 3:40 BW). Denk hierbij aan bedingen die bewuste roekeloosheid of opzettelijke nalatigheid beogen toe te staan. Ook kan sprake zijn van misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 BW). Bovendien kan het beding door de rechter buiten toepassing worden gelaten als een beroep op dat beding “in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”(artikel 6:248 BW).

Vaak bieden exoneraties een zekere mate van schijnzekerheid omdat ze uiteindelijk geen stand houden. Dit zal vaker het geval zijn bij bedingen waarbij volledige aansprakelijkheid wordt uitgesloten. Dergelijke bedingen zullen de rechterlijke toets meestal niet kunnen doorstaan. Het is dus altijd verstandig om een jurist of advocaat te laten onderzoeken of een exoneratiebeding aan de wettelijke voorwaarden voldoet.

Tjeerd Raijmakers

Copyright © 2024 Boskamp & Willems Advocaten B.V. / Gebruik wifi / Disclaimer & Privacy / Voorwaarden / Cookies / Orde van Advocaten / Klachtenregeling / Links / Webdesign Applepie