Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies om u beter van dienst te kunnen zijn. Graag willen wij uw toestemming voor onze marketing cookies waarmee wij u betere en persoonlijkere aanbiedingen kunnen doen op partnersites. Gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies?

 

Bestuurder aansprakelijk als gevolg van eigen aanvraag faillissement

Onlangs heeft de Hoge Raad een bijzonder arrest gewezen op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid. De bijzonderheid zit hem erin dat de bestuurder werd veroordeeld tot voldoening van het zogenaamde “boedeltekort” wegens het indienen van (en persisteren bij) de eigen aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap.

Op grond van art. 2:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is in geval van faillissement van de vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden van de vennootschap voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan (boedeltekort), in het geval dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, kan het bestuur door een faillissementscurator worden aangesproken. Dit kan vergaande gevolgen hebben: In veel gevallen treft de curator een (nagenoeg) lege boedel aan; indien de aansprakelijkheid van het bestuur ex art. 2:248 lid 1 BW komt vast te staan, dient het bestuurd het tekort “aan te zuiveren” tot het bedrag van de totale schuldenlast, wat een zware financiële last kan inhouden.

Wat was hier aan de hand? De betreffende vennootschap, Geocopter B.V. (Geocopter), was een onderneming die zich richtte op de ontwikkeling, productie, assemblage en verkoop van onbemande helikopters. De aandeelhouders van Geocopter hadden het bestuur op 17 oktober 2011 unaniem toestemming verleend voor het aanvragen van het eigen faillissement “indien dat noodzakelijk mocht blijken”. Nadien zijn pogingen ondernomen om de continuïteit van Geocopter een impuls te geven. Zo besloten de aandeelhouders om een lening te verstrekken. Desondanks heeft de bestuurder op 27 december 2011 via een formulier “Eigen aangifte tot faillietverklaring” het faillissement van Geocopter aangevraagd, “omdat het vertrouwen bij de investeerders in Geocopter weg was en de investeerders de toegezegde gelden niet meer zouden storten”. Volgens de bestuurder was het niet meer verantwoord om verder te gaan met Geocopter. Van belang is echter dat Geocopter een week na de faillietverklaring een poststuk van een Braziliaanse onderneming ontving. Daarin was een overeenkomst opgenomen. Uit die overeenkomst (d.d. 23 december 2011) bleek onder meer dat de Braziliaanse onderneming voor een bedrag van € 225.000,-- een helikopter zou kopen van Geocopter. Die verkoop had tot doel om daarmee de verkoop van dergelijke helikopter verder te kunnen promoten.

Zowel de rechtbank, het gerechtshof en dus ook de Hoge Raad hebben de vordering van de faillissementscurator op grond van art. 2:248 lid 1 BW toegewezen. Onder omstandigheden kan het aanvragen van het faillissement van de vennootschap dus aangemerkt worden als kennelijk onbehoorlijke taakvervulling. Dit zal het geval zij als door de faillissementsaanvraag de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn geschaad. In casu was dit laatste het geval. Indien de bestuurder namelijk een week had gewacht, had de deal met de Braziliaanse onderneming gefinaliseerd kunnen worden. Daarmee was het toekomstperspectief van Geocopter gekanteld. Noemenswaardig is nog dat het gerechtshof de bestuurder met zoveel woorden verweet niet “in charge” te zijn. Zo had de bestuurder op het aanvraagformulier “Eigen aangifte tot faillietverklaring” vermeld dat de salarissen van het personeel al enige tijd niet meer betaald waren, terwijl dat niet waar bleek te zijn. Volgens het gerechtshof had de bestuurder de laatste financiële stand van zaken moeten verifiëren voordat hij besloot het faillissement aan te vragen. In dat kader had hij onderzoek moeten doen naar de op handen zijnde overeenkomst met de Braziliaanse onderneming.

Uit het voorgaande blijkt dat een bestuurder de laatste stand van zaken dient te checken voordat hij het eigen faillissement aanvraagt. In dat verband doet de bestuurder er verstandig aan om het faillissement zo snel mogelijk aan te vragen nadat de aandeelhouders het besluit daartoe hebben genomen.

Mr. T.G.G. Raijmakers

Copyright © 2024 Boskamp & Willems Advocaten B.V. / Gebruik wifi / Disclaimer & Privacy / Voorwaarden / Cookies / Orde van Advocaten / Klachtenregeling / Links / Webdesign Applepie